Bemestingsadvies voor het telen van koolzaad

Ontdek alles over de bemesting van koolzaad (Brassica napus L.): praktische tips, geschikte producten, veldproeven en meer.

Belangrijke factoren bij het telen van koolzaad

  • Koolzaad groeit het beste bij temperaturen van 10-25 °C, de optimale temperatuur voor groei en productie is 21 °C.

  • De hoogste en zekerste opbrengsten worden bereikt op bodems met pH 5,7-7,0

  • Het gewas groeit op allerlei bodemsoorten, zoals leem en klei. Zandgrond moet worden vermeden.

  • Koolzaad heeft een goed gedraineerde bodem nodig. Dit gewas kan er niet tegen als de bodem is verzadigd met water. Het is belangrijk om na te denken over gewasrotatie bij het kiezen van een locatie voor koolzaadproductie.

  • De najaarsontwikkeling tot begin winter is met name belangrijk voor de vorming van de koolzaadopbrengst. Bladontwikkeling en bladoppervlak per eenheid bodemoppervlak, zijn bepalende factoren voor de opbrengst.

  • Koolzaad heeft een veel hogere stikstofefficiëntie in het najaar dan wintergranen en fungeert als tussengewas dat het risico op N-uitspoeling gedurende de winter vermindert.

Koolzaad
Jonge koolzaadplanten

Algemene aspecten:

Stikstof:

Winterkoolzaad kan tot het einde van het najaar tot 100 kg N/ha opnemen. Daardoor is de stikstofefficiëntie van winterkoolzaad veel hoger dan van wintergranen en fungeert het als tussengewas dat aanzienlijk minder risico geeft op N-uitspoeling in de winter.

In het voorjaar is het gebruikelijk om twee doseringen N toe te dienen: de eerste bij het begin van de groeifase en de tweede bij de stengelstrekking. Deze gespreide N-toediening wordt uitgevoerd met nitraat-, ammonium- of ureummeststoffen. Toediening van N in het voorjaar kan ook als een enkelvoudige dosering worden uitgevoerd. In dat geval wordt vaak de voorkeur gegeven aan ureummeststoffen met verbeterde efficiëntie.  Dit kan door het gebruik van gecoate mestkorrels die in Agromaster aanwezig zijn.

Fosfaat:

Fosfaat (P) bindt sterk aan de bodem, in tegenstelling tot andere macronutriënten. Koolzaad kan zeer goed fosfaat opnemen, maar heeft in na- of voorjaar verse P nodig om de ontwikkeling van het bladerdek te versnellen.

Kalium:

Op lichte zandgrond heeft kalium (K) de neiging uit te spoelen, terwijl de kleimineralen in zware kleigrond K kunnen binden. Daarom moet op lichte bodems in het voorjaar met K worden bemest. In zware grond kan K in het najaar voor het zaaien worden gestrooid. In het voorjaar tijdens de stengelstrekking neemt koolzaad het hoogste percentage K op. Kalium meststoffen moeten dus worden toegediend voordat de strekkingsfase begint.

Magnesium:

Magnesium (Mg) is essentieel voor koolzaad omdat Mg het centrale ion is in chlorofyl en tal van enzymatische processen activeert. In het voorjaar zijn Kalium meststoffen die Mg bevatten geschikt om een tekort aan voedingsstoffen aan te vullen. Met name na de winter zijn zwakkere koolzaadplanten of op het veld staande gewassen met grotere bladerdekverliezen dankbaar voor Mg-meststoffen.

Calcium:

Onder Europese omstandigheden kan in de loop van de winter tot 500 kg CaO/ha verdwijnen uit de teeltlaag. Dit moet worden aangevuld door een bekalking of het toedienen van gips.

Calcium (Ca) is een meststof voor zowel de bodem als de plant: calciumionen verbeteren de bodemstructuur door bruggen te vormen tussen kleideeltjes en deeltjes organisch materiaal, wat gunstig is voor het aantal poriën in de bodem. Bovendien onttrekt koolzaad behoorlijke hoeveelheden Ca aan de bodem. Calciumsulfaatmeststoffen (gips) kunnen worden toegediend in plaats van kalk wanneer ondanks voldoende pH-waarde structuurproblemen in de bodem ontstaan.

Ca-meststoffen worden doorgaans in het najaar gestrooid vóór de eerste bodembewerking en het zaaien. Meestal worden Ca-meststoffen ingewerkt in de bodem en vervolgens met intervallen van drie tot vier jaar gestrooid bij veeleisende breedbladige gewassen zoals koolzaad.

Zwavel:

Door de sterke afname van de uitstoot van zwavel (S) door de industrie laat koolzaad als eerste een tekort aan zwavel zien. Koolzaad heeft een zeer hoge S-behoefte vanwege de synthese van vetzuren in het zaad en de eiwitsynthese met S-houdende aminozuren. Het oliegehalte is een cruciaal criterium voor de zaadprijs. Daarom worden veel N-meststoffen gecombineerd met sulfaat. Ook zijn meststoffen met kalium- of calciumsulfaat zeer zinvol.

Later in het seizoen bij aanvang van de bloei kunnen de gehaltes N- en S-weefsel worden beoordeeld. Er wordt een minimaal gehalte van 4,0 g N/kg droge stof (DS) en 0,5 g S/kg DS geadviseerd. Lagere waarden wijzen op minstens latente tekorten die niet gecorrigeerd kunnen worden door hoge doseringen vaste meststoffen. Bladbemesting kan deze tekorten maar deels compenseren. Daarom moeten bepaalde hoeveelheden N en S worden toegediend vóór het begin van de strekkingsfase, omdat koolzaad in slechts enkele weken grote hoeveelheden voedingsstoffen nodig heeft.

Opname macronutriënten koolzaad (kg/ha)

Verwijdering van voedingsstoffenOpbrengsten
(ton FM/ha)

NP2O5K2OMgOCaOS
Zaad / stro3.0 / 5.1170751602512040
Zaad / stro4.0 / 6.82001002103015050

*VM = verse massa

 

Aanbevolen voedingsstofgehaltes van koolzaad aan het begin van de bloei:

VoedingsstoffenVoedingsstof
per kg droge stof
Stikstof4.0 – 5.4
Fosfaat0.32 – 0.66
Kalium2.4 – 4.9
Magnesium0.19 – 0.39
Calcium2.0 – 3.0
Zwavel0.5 – 0.9
Boor19 – 60 mg/kg DM
Mangaan22 – 150 mg/kg DM
Molybdeen0.32 – 0.9 mg/kg DM

 

Opname van voedingsstoffen (N, P, K, Mg) door koolzaad per fysiologische ontwikkelingsfase (BBCH-schaal volgens Hack 1993)

Oil Seed Illustration

Micronutriënten en bladbemesting

Latente tekorten aan borium, mangaan en molybdeen in koolzaad zijn te voorkomen door bladbemesting van 500-600 g B/ha, 200-300 g Mn/ha en 30 g Mo/ha. De B-toediening wordt vervolgens opgedeeld in drie toepassingen: 150 g B/ha in het najaar (4-6 bladeren/plant), 300-450 g B/ha bij stengelstrekking en 75-150 g B/ha wanneer groene knoppen verschijnen (BBCH 51).
Borium is een zeer belangrijk micronutriënt voor de bemesting van koolzaad. Bij toediening in het najaar stimuleert borium de wortelvorming. Borium vormt een integrale component van celwanden. Goede voeding met dit element is bevorderlijk voor stabiele stengels. Borium is betrokken bij de vorming van pollen en zaad.

Micronutriënten voor koolzaad worden vaak gecombineerd met gewasbeschermingsmiddelen en/of groeiregulatoren.

Gerelateerde proeven

Proef koolzaad in Groot-Brittanië
Groot-Brittannië, 2018

33.6

opbrengststijging

V&A

Hier lees je een aantal veelgestelde vragen die we kregen van telers over het telen van koolzaad.

  • Gebruik bij voorkeur vaste meststoffen en vul deze aan met bladbemesting.

  • De beste K:Mg-meststofverhouding voor koolzaad is ongeveer 9:1.

  • Mg-opname vindt plaats vlak na de stengelstrekking en ondersteunt een langdurig gezond bladerdek. Koolzaadplanten reageren op Mg-tekort door hun bladoppervlak te verkleinen en in ernstige gevallen ontstaat bij oudere bladeren bladverkleining tussen de nerven. Zwaveltekort is meestal te herkennen in jongere bladeren en aan lichtgele tot witte bloemen. Zwavel ondersteunt een betere groei van het gewas en vermindert plantverlies gedurende de winter. Zwavel verbetert de bloei en bevordert de rijping. Zaadopbrengst en oliegehalte van het zaad worden verhoogd.

Meer weten of heb je een andere vraag?